De zin van het bestaanJazz is not dead. It just smells funny (Frank Zappa). Luister naar zijn Peaches en Regalia in midi-uitvoering. |
Over alcohol, tabak en jazz. En over sport...Ik heb een paar jaar als tekstschrijver gewerkt bij de ABN. Eerst op het hoofdkantoor in Amsterdam, later bij het computercentrum in Amstelveen. Ik heb ook een paar keer meegewerkt aan het personeelsblad Ankertros. Voor de jongerenpagina Trossie schreef ik tussen december 1979 en september 1980 drie artikelen die in het kader stonden van mijn toenmalige levensstijl: over alcohol, tabak en jazz. Oftewel: over de zin van het bestaan. Hoort sport misschien ook in dit thema thuis? Ik interesseer me op geen enkele manier voor sport, maar in 1983, toen ik bij het Computercentrum Bondsspaarbanken werkte, werd ik erop uitgestuurd om een verslag te schrijven over de Spaarbank Sportdag. Dat artikel is door omstandigheden nooit gepubliceerd, maar ik sleep het al tientallen jaren mee in mijn digitale archief. Dus ook dit artikel tref je hieronder aan. Tussen de bedrijven door kruisten Simon Carmiggelt en Erica Terpstra mijn pad. |
Zelf bier brouwen, leuk & lekker!ca. 1980 De een tennist, de ander verzamelt oude munten, en ik maak bier. Zo heeft ieder zijn hobby – tenslotte leef je niet alleen voor de ABN, nietwaar? Op mensen die van bier houden wordt, met name door “wijnkenners”, nogal eens neergekeken. Op recepties drink je geen bier, maar sherry (bah!) of in noodgevallen jus d’orange (zeg maar sinaasappelsap).
Bier is een beetje ordinair. Mensen die bier drinken zijn luidruchtig, gooien met blikjes naar de scheidsrechter en doen vervelend tegen vrouwelijke treinpassagiers. Toch zijn er uitzonderingen, zoals ik. Ik ben een beetje verlegen, ik houd niet van voetbal, en in de trein lees ik een mooi boek. Weinig mensen zullen in mij een bierkenner zien. Toch, als je een keer in Utrecht bent, moet je eens naar “Jan Primus” gaan, een café waar ze meer dan honderd verschillende biersoorten hebben. Daar zit ik vaak (volgens mijn chef een beetje té vaak…) Bierkenners zijn heel anders dan wijnkenners. Wij zeggen niet: “deze Trappist heeft een iets te straffe afdronk, maar het boeket is bijzonder fleurig”. Wij zeggen gewoon: “je moet deze Brown Ale eens proberen, al had-ie van mij iets koeler gemogen.” Sommige bierkenners worden op den duur zó enthousiast, dat ze zelf bier gaan brouwen (net als sommige bankemployés, die hun eigen cheques gaan drukken). Vooral in Engeland is deze hobby erg populair. Je kunt daar veel boeken en benodigdheden kopen. Er zijn zelfs complete bierpakketten in de handel, waarmee je heel eenvoudig en goedkoop je eigen bier kunt maken. Zo’n pakket kost daar ongeveer 8 gulden, en je kunt er ruim 22 liter bier van maken! In Nederland kun je die pakketten ook wel vinden, maar dan betaal je ongeveer twee keer zo veel. Vanzelfsprekend komen uit die pakketten Engelse biertjes tevoorschijn. Veel mensen houden daar niet zo van. Zelf vind ik Belgisch bier veel lekkerder, maar dat is niet zo makkelijk zelf te maken.
Als dit artikeltje je enthousiast heeft gemaakt, moet je eens een pakket Best Bitter op de kop zien te tikken. In het bierpakket zitten alle ingrediënten (inclusief etiketjes voor de flessen), behalve de suiker. Naast een weegschaal heb je nodig: een grote pan, een stuk plastic slang, een maatbeker en een grote fles of plastic vat van 23 liter (eventueel twee kleinere). Best Bitter is een beetje bitterzoet, en de Engelsen drinken dat bier zelf het meest (maar je moet ze in Jan Primus eens zien genieten van ons Hollandse Brand UP pils!) Behalve een bierpakket zijn een paar eenvoudige zaken nodig, die je voor een deel al in je huishouden zult kunnen vinden. Voor het bottelen gebruik ik de handige beugelflesjes van een brouwerij uit het oosten des lands. Binnen twee weken kun je al van het resultaat genieten, maar de smaak wordt in de maanden daarna nog beter. Proost! |
Pijproken, ongezond maar rustgevendca. 1980 Om maar met een cliché in huis te vallen: “een tevreden roker is geen onruststoker.” In Trossie is meermalen aandacht besteed aan de gevaren die aan het verbranden van tabaksprodukten zijn verbonden. Aan de andere kant: de mensheid rookt niet voor niets. Pas na de ontdekking van de tabaksplant als genotsmiddel zijn de wetenschap, kunst, de industriële nijverheid, het humanisme en het politieke bewustzijn tot ontwikkeling gekomen. Zonder tabak geen beschaving, zou ik bijna durven beweren. De redactie heeft mij echter verzocht niet al te filosofisch te worden, vandaar dat ik snel terugkeer naar mijn onderwerp: de pijp. De pijp is waarschijnlijk de oudste vorm waarin tabak tot ontbranding werd gebracht, kort daarop gevolgd door de sigaar (= gesneden tabak, gerold in tabaksbladeren). Met het in de handel brengen van sigaretten en shag heeft men eeuwen moeten wachten, totdat de wetenschap in staat was dun papier van voldoende sterkte te ontwikkelen. Pas toen kwam de nicotine binnen het bereik van de kleine man. Immers, pijpen en sigaren konden tot voor kort slechts met de hand worden vervaardigd, en waren dus duur.
Sigaretten- en vooral shagrokers zijn zenuwachtige mensen. Als ze geen pakje binnen handbereik weten, worden ze al nerveus. Voor het slapen moeten ze vlug nog even een paffertje opsteken (92% van de hotelbranden wordt veroorzaakt door sigarettenrokers!) Als ze bij de directeur worden geroepen omdat er alweer een kastekort is, rollen ze snel nog even een sjekkie. Sigarettenrokers willen er met alle geweld “bijhoren”. Het begint al op school: hun vriendje van 13 heeft wat sigaretten van zijn vader gepikt en is plotseling een grote kerel geworden. Binnen een mum staat het schoolplein vol met rook en grauwe gezichten. Iemand die geen sigaretten rookt zal nooit die beeldschone vrouw op zijn brommer (of zijn kameel) krijgen. Ik heb nooit een sigaret aangeraakt: ik zat altijd achter de boeken, ik heb nooit een brommer willen hebben en om mooie vrouwen gaf ik al helemaal niks. Eerst toen ik volwassen werd heb ik bewust voor de tabak gekozen. Ik was toen student, politiek nogal actief, en ik merkte dat het roken van sigaren uitstekend bij mijn image paste. Tijdens vergaderingen en colleges zat ik altijd bedachtzaam aan mijn havanna te trekken om op het belsissende moment, tussen twee rookkringen door, een vlijmscherpe opmerking te maken. Sigarenrokers zijn goede managers. De ware manager laat zoveel mogelijk aan zijn ondergeschikten over, steekt af en toe een goede sigaar op, en geeft op de juiste momenten een (ogenschijnlijk kleine) hint. Het zal je dan ook niet verbazen, dat ik in die tijd bij meerdere acties een belangrijke rol achter de schermen heb gespeeld en van diverse opruiende pamfletten de eindverantwoordelijkheid droeg. Tegenwoordig ben ik zelf ondergeschikte. Echter, de stap terug naar de sigaret heb ik nooit gemaakt, ten eerste omdat ik nooit sigaretten gerookt heb en ten tweede omdat ik juist daardoor een zeer sterke persoonlijkheid heb ontwikkeld. Mijn chef rookt sigaren (meestal pikt hij die trouwens van zijn directeur) en zelf koop ik af en toe een hele grote om hem te overtroeven. Meestal echter zit ik aan de pijp. De pijp is het meest rustgevende genotmiddel dat ik ken (van de genotmiddelen die in dit blad bespreekbaar zijn dan). Het eerste wat ik ’s ochtends doe is mijn pijpen met toebehoren voor mij uit te stallen. Het grote voordeel van pijproken is, dat het veel tijd en aandacht kost. Een sigaret steek je aan en rook je op. Een pijp moet daarentegen zorgvuldig worden gestopt en aangestoken, moet voortdurend worden schoongemaakt en moet na ieder gebruik afkoelen. De ware pijproker bezit daarom diverse pijpen en een heel assortiment hulpmiddelen. Verder is het, zoals gezegd, van groot belang dat je er veel tijd voor kunt uittrekken. Krijg je dus ooit de kans op een baantje op het hoofdkantoor, grijp die dan met beide handen aan (het betaalt ook beter). Neem tegen die tijd maar eens contact met me op, dan help ik je wel op weg met het pijproken, want is het begin is het niet makkelijk. Het valt echter buiten het bestek van dit artikel om op de techniek in te gaan. |
Jazz, interessant & swingendca. 1980 Na de alcohol en de tabak is het nu de beurt aan het derde thema uit de serie “De zin van het bestaan”. De auteur, Nico Spilt, is 29 jaar en houdt van alcohol, tabak en jazz. Z’n dagelijks broodje hamburger verdient hij op het Computercentrum met het zo goed en zo kwaad mogelijk leesbaar maken van door computerfanaten in elkaar geflanste instructies.
”Jazz is not dead, it just smells funny.” Om deze uitspraak van Frank Zappa kan ik best lachen (het is een bijzonder humoristisch mannetje), maar het is wel nodig hierbij wat kanttekeningen in de marge te zetten. Voor het talrijke Trossie-publiek, dat tegenwoordig doodgegooid wordt met popnieuws, is jazz een muziekvorm, uitsluitend geschikt voor generaties die een of meer wereldoorlogen hebben meegemaakt. Zij denken dan aan negermuzikanten die begrafenissen met dixieland luister bijzetten, aan bigbands met schelle trompetten, of aan saxofonisten die onbegrijpelijke klanken uitstoten. Klopt. Toch kan de jeugdige luisteraar niet voorbij aan het feit, dat er zonder jazz geen moderne muziek zou bestaan. De “roots” van rock & roll liggen verankerd in de wortels van de jazz en de daarmee verwante blues. Het bekendste bluesschema, drie akkoorden verdeeld over 12 maten, vind je bijvoorbeeld terug in de oudste rock & roll. Alleen werden op ene gegeven moment de blazers vervangen door zangers, moest de onhoorbare contrabas het veld ruimen voor een pittig basgitaartje, en werd de niet te tillen piano vertimmerd tot gitaar. Er bestaan vele soorten jazz. Om maar wat te noemen: dixieland (leuk om te zien, afschuwelijk om te horen), bebop (swingende muziek, veelal uitgevoerd door een kwartet of kwintet) en de zogenaamde free-jazz (alleen geschikt voor de gevorderde luisteraar). Het gemeenschappelijke kenmerk is de improvisatie: er is een thema, waarop de solisten improviseren. Het leuke is, dat een goeie solist van een afgekloven nummer toch weer iets interessants kan maken. Ik kan niet te technisch worden, maar een belangrijke term wil ik toch wel introduceren: de blue note. Dit is een toon die niet thuishoort in de normale toonladder. Als een muzikant van een symfonieorkest geen a speelt, maar een toon die daar een fractie onder ligt, zie je de dirigent bleek wegtrekken (het publiek slaapt doorgaans, dus op zich is het niet zo erg). In de jazz kunnen zulke blue notes heel functioneel zijn, maar je oor moet er wel aan wennen. Onder andere daarom is jazz de muziek die nooit een groot publiek zal trekken. Het is iets voor een elite, maar het aardige is dat iedereen daartoe kan behoren. Jazzmusici sterven doorgaans van de honger of aan de heroïne, en ze zijn allang blij als ze voor een paar centen in een bedompte kelder kunnen optreden. Hier liggen dus kansen voor de onderbetaalde Trossie-lezer. (Voor de goede orde: Fats Domino is geen jazz. Nooit naar het North Sea Jazz Festival gaan, dus!) In je aandacht mag ik aanbevelen de orkesten waar Willem Breuker of Hans Dulfer (in steeds wisselende bezettingen) in meespelen. Helaas kan ik niet verder gaan in mijn adviezen. Laat je in ieder geval niet ontmoedigen als je ergens terecht komt waar je je niet thuisvoelt. Zo ben ik ook begonnen, maar na een tijdje ontdekte ik dat de muziek soms niet om aan te horen is, maar dat het publiek meestal erg leuk reageert op het enthousiasme en de humor van de musici. Oh ja, Amsterdammers moeten tijdens de lunchpauze maar eens naar de Jazz-Inn aan de Vijzelgracht gaan, de beste jazzplatenzaak van Nederland. |
|
|||
|
|
Middelburg, Damplein (?). Time is an empty bottle of wine. Putdeksel ter herinnering |
Meer jazz:
|
|
Leiden, 15 november 2009. Etalage van een drankdealer in de binnenstad. Red Army-wodka (40%) in geschenkverpakking. |
|
In bad met Erica Terpstra |
Mensen vragen mij weleens hoe het komt dat ik er, ondanks mijn gevorderde leeftijd, nog steeds zo goed uitzie. Tja, dat heeft alles te maken met een gezonde geest in een gezond lichaam. Ik was vroeger lid van de Melkbrigade: als je drie keer per dag melk dronk, dan kreeg je een diploma. In die tijd dacht men nog dat melk gezond was; bovendien moest er een enorme gesubsidieerde melkplas worden weggewerkt. Verder was ik lid van zwemvereniging De Robben. Elke maandagavond ging ik baantjes trekken. Ik ben zelfs weleens in bad geweest met Erica Terpstra. Ik bedoel: het zwembad aan de Kapelstraat in Hilversum. Zie ook mijn jeugdfoto's. |
Ilja Gort beantwoordt een intelligente vraag. Als bierdrinker pur sang heb
ik overigens niets met wijn. |
` |
Je moet toch wat tijdens de corona. (2 juni 2020) |
Zie ook: |
En ook: |