Treinseinbeelden

Treinen zijn aan de voor- en achterzijde voorzien van verlichting: witte of gele frontseinen en rode sluitseinen. Vroeger reden treinen overdag zonder verlichting. Dan werden er achterop de trein sluitborden gehangen (zie voorbeeld rechts). Front- en sluitseinen werden en worden ook gebruikt om bijzondere boodschappen door te geven.

Terwille van de zichtbaarheid zijn treinen ook voorzien van rode banden, gele snorren, witte vlakken of andere uitingen.



Nederlandse front- en sluitseinen

Tot 1963 hadden Nederlandse treinen twee frontseinen. Op 18 maart 1963 is het zogeheten "L-sein" ingevoerd. De bedoeling van het derde sein was om treinen beter te kunnen onderscheiden van het wegverkeer. Aanvankelijk ging het om een echt L-sein: als je tegen de trein aankeek, brandde het frontsein linksboven. Na enkele maanden, op 20 mei 1963, werd echter overgegaan op een "omgekeerd L-sein": voortaan moest het frontsein rechtsboven branden. Deze maatregel werd genomen omdat de machinisten bij mist hinder bleken te ondervinden van het linker frontsein (dat immers vanuit de machinist gezien op de seinen rechts langs de baan scheen).

De sluitseinen konden van oudsher drie kleuren tonen: rood, geel en wit. De machinist kon met een enkele hand­beweging een andere kleur voor de lamp draaien. Hiermee konden verschillende seinbeelden worden getoond om sein- en overwegwachters te waarschuwen dat ze een extra trein moesten verwachten. Ook kon worden aangegeven dat de trein verkeerd spoor reed: in dat geval brandde er één rood licht boven de twee frontseinen. Deze seinbeelden zijn in 1963 vervallen of later in onbruik geraakt.

Het L-sein kon dus eenvoudig worden getoond door van een van de sluitseinen het rode glaasje weg te draaien. Het andere sluitsein bleef dan uiteraard gedoofd. De vooroorlogse DE3-stellen hadden tussen de twee sluitseinen nog een derde glas zitten. Dat was bedoeld voor een schijnwerper, die deze treinstellen echter nooit hebben gekregen.

Bij een deel van het materieel was het L-sein niet van toepassing. In 1963 reden namelijk loc 2801, de nieuwe DE3-stellen en treinstel 501 al rond met een derde frontsein in het midden. Ook de locs 2201 t/m 2225 hadden een extra sein in het midden gekregen, om dienst te mogen doen op Duitse grensbaanvakken. (Zie ook het Duitse A-sein, verderop.)

De invoering van het L-sein

Er bestaan foto's van voor 1963 waarop locomotieven het L-sein lijken te voeren, maar daar is dan wat anders aan de hand. Hieronder de tekst van een artikel dat in april 1963 verscheen in Op de Rails:

Wijziging N.S.-treinseinen

Met ingang van 18 maart j.l. zijn enige wijzigingen in de tot die datum door NS gebezigde treinseinen in werking getreden. Het frontsein, tot dusverre bestaande uit twee naar voren gerichte witte lichten op gelijke hoogte, is thans met een derde licht uitgebreid. Door deze maatregel verwacht men dat met name op weggedeelten die parallel met de nabijzijnde spoorweg lopen, het wegverkeer bij nacht (en bij ongunstige weersomstandigheden ook overdag) sneller een naderende trein van het tegemoetkomende verkeer zal kunnen onderscheiden.

Deze nieuwe maatregel levert wat betreft de DE-treinstellen serie 111-137 ("plan-U"), het elektrische vierrijtuigstel 501 ("TT" ) en de DE-loc 2801 geen moeilijkheden op: dit materieel is van het begin af aan voorzien van een ingebouwde derde frontlamp. Dit geldt eveneens voor enige DE-locs van de serie 2200 (de nummers 2201- 2225), die in verband met grensoverschrijdend verkeer later aan beide zijden een extra witte lamp kregen. Daar de opstelling van de drie frontlampen de vorm van de hoofdletter A benadert, heeft het geheel de naam "A-frontsein" gekregen, evenals dit in Duitsland bij de DB het geval is ("A-Spitzensignal"); daar kent men het voor Nederland nieuwe frontsein reeds jaren.

Anders is het echter gesteld met het elektrische en diesel-elektrische materieel van NS, dat niet is ingericht voor het voeren van het gewijzigde frontsein. Men heeft echter met behulp van de op dit materieel nog aanwezige inrichting om de sluitlichten behalve het (normale) rode licht, in voorkomende gevallen ook wit of geel licht te kunnen laten tonen, een oplossing gevonden. Aan de voorzijde van de trein doet het linker sluitlicht voortaan dienst als koplicht, doordat de machinist het verplaatsbare rode glas met een enkele handbeweging kan wegschuiven. Daar dit licht zich echter niet precies midden boven de beide koplampen bevindt, doch ongeveer boven het linker koplicht, is het frontsein hier niet symmetrisch; de lichten zijn hier niet in de vorm van hoofdletter A, doch eerder in die van een hoofdletter L gegroepeerd. Daarom heeft men deze aanduiding nu "L-frontsein" genoemd. Indien de bovenste lamp echter defect is, mag hiervoor in de plaats ook het rechter sluitlicht wit gemaakt en ontstoken worden. Het L-frontsein is niet zeer duidelijk, doordat het bovenste licht uiteraard kleiner is en minder fel licht uitstraalt dan de officiële koplichten. Men moet dit sein dan ook als zijnde een noodoplossing beschouwen.

Geheel nieuw is het overigens niet, want vroeger betekende het: "Er komt een buitengewone trein uit tegengestelde richting". Een ander sein is hier niet voor in de plaats gekomen. Vervallen is ook het treinsein, dat een buitengewone trein uit dezelfde richting aankondigde. De voorafgaande trein voerde dan op de plaats van het rechter sluitlicht een geel licht; materieel zonder ingebouwde sluitseinen was in zo'n geval voorzien van een cirkelvormige gele schijf met witte rand op de plaats, waar normaal het rechter hoekbord is aangebracht. Het sluitsein op de buitengewone trein, dat deze als zodanig kenmerkt, blijft echter gehandhaafd: links een wit, rechts een rood sluitlicht, resp. links een cirkelvormig wit bord met zwarte rand en rechts een hoekbord.

Geduwde treinen, die tot dusverre voorop geen bijzonder sein voerden, worden des nachts voortaan aangeduid door twee naar voren gerichte witte lichten op gelijke hoogte, aangebracht op het voorste voertuig. Geldig blijven de treinseinen voor verkeerdspoor-rijden (één rood licht boven de twee witte lichten aan de voorzijde van de trein) en voor de aanduiding van het laatste voertuig van de trein (dat dan voorzien is van twee hoekborden resp. twee rode lichten aan de achterzijde).

J.F.J. Hoevenagel – Op de Rails, april 1963, blz. 54/55.

Is de trein nog compleet?

Vroeger waren sluitseinen van wezenlijk belang voor de veiligheid van het treinverkeer. Treinen hadden nog geen doorgaande rem en konden dus wagens verliezen zonder dat het treinpersoneel dat merkte. Het personeel langs de baan had opdracht om bij elke passerende trein te kijken of de sluitseinen aanwezig waren. Als dat niet het geval was, waren er kennelijk wagens losgeraakt. Dan was het zaak om achteropkomende treinen zo snel mogelijk te alarmeren. Bijvoorbeeld met knalseinen.

Ook het treinpersoneel hield de sluitseinen in de gaten. Deze zaten hoog op de achterste wagen en ’s nachts straalden ze naar voren wit licht uit. Toen de treinen doorgaande remmen kregen was dat niet meer nodig: de trein komt immers automatisch tot stilstand als een koppeling en daarmee de remleiding breekt. De sluitseinen verhuisden naar beneden. Ze dienden voortaan alleen nog voor het waarschuwen van achteropkomende treinen.

Het Duitse A-sein

Sinds 1957 is het in Duitsland wettelijk verplicht dat treinen en trams drie frontseinen voeren, ter onderscheiding van het autoverkeer. De verlichte routefilm van trams geldt hierbij ook als toegestaan bovenste frontsein. Het A-sein werd in een overgangsperiode van enkele jaren ingevoerd.

Veel Duitse locomotieven hadden voor die tijd al een derde frontsein, maar dat had een speciale betekenis. Normaal werden alleen de twee frontseinen op de bufferbalk gebruikt. Het derde frontsein ("Signallaterne"), of overdag een witte schijf, werd gebruikt om personeel langs de baan te waarschuwen dat er een extra trein onderweg was. Bijvoorbeeld wanneer een zware goederentrein gesplitst was in twee delen. Als sluitsein voerde zo'n trein dan een rood en een wit licht, overdag een rode en een witte schijf. Vanaf 1951 werden deze seinbeelden (Zg 7 en Zg 8) niet meer gebruikt, omdat baan- en overwegwachters toen op andere manieren gewaarschuwd konden worden.

Van gele naar witte frontseinen

De frontseinen van Nederlandse treinen waren vroeger geel. Oorspronkelijk gebruikte men olie­lampen die een geel licht verspreiden. Toen treinen elektrische frontseinen kregen, bleef de NS de gele kleur trouw, ver­moedelijk om te zorgen dat treinen goed te onder­scheiden waren van het wegverkeer. Sinds het begin van deze eeuw krijgt nieuw materieel witte frontseinen.

In Frankrijk werd vroeger vaak een blauw glas voor de frontseinen geplaatst, zodat de gele olie­lampen een wit licht (blanc lunaire = maanwit) zouden verspreiden. Witte frontseinen waren gewenst om treinen beter te kunnen onderscheiden van het wegverkeer. In Frankrijk waren namelijk lange tijd gele kop­lampen verplicht voor auto's. Eind jaren 30, aan de vooravond van de Tweede Wereld­oorlog, werd deze verplichting ingevoerd om Franse auto's te kunnen onderscheiden van Duitse militaire voertuigen. Deze maat­regel bleef gelden tot begin jaren 90. Als je een auto met gele kop­lampen ziet rijden, weet je bijna zeker dat het een Franse klassieker is.

De SNCF kende overigens ook het gebruik om met blauwe of rode treinlantaarns berichten of waarschuwingen door te geven aan het personeel langs de baan. Maar dat is dus wat anders dan de speciale blauwe glazen waarmee de normale frontseinen wit werden gemaakt.




Bijzondere treinseinbeelden

Bijzondere treinseinbeelden die nog steeds worden gebruikt zijn het rangeersein (één frontsein aan beide zijden van de trein) en het gevaarsein (twee rode en een of meer witte/gele lampen). Belgische treinen kunnen bij gevaar de twee witte frontseinen afwisselend laten knipperen. Amerikaanse treinen hebben vaak twee schijnwerpers, die ronddraaiende bewegingen maken of waarvan er één omhoog wijst (Gyralite, Mars Light). Op die manier kan men zo'n trein al van ver zien naderen.

Stoomlocomotieven droegen aanvankelijk overdag geen verlichting. 's Avonds werden er olielampen gebruikt. Soms werd met gekleurde glazen gewerkt om boodschappen door te geven aan personeel langs de baan. In Groot-Brittannië bestond op dit gebied een uitgebreide cultuur. Op locomotieven konden allerlei headcodes worden getoond.

Sluitseinen

Wanneer de trein voorbij is zien we de sluitseinen. Overdag waren dat vroeger sluitborden. Tegenwoordig zijn dat vaak twee rode lampen. Vroeger werden ook wel speciale seinbeelden gevormd om seinwachters te informeren. Bij goederentreinen werd in Nederland jarenlang een knipperlicht gebruikt, maar tegenwoordig gebruikt men alleen reflecterende sluitborden. Je ziet weleens treinen met twee witte lichten achterop. Dat sein betekent dat er iemand heeft lopen suffen.

Tekening uit "De veilige weg" door Cees van den Hoeven, 1948. Opmerking: tot juli 1934 werd groen in plaats van geel gebruikt voor deze seinbeelden.

Op deze tekening staan front- en sluitseinen in verschillende combinaties, bedoeld om sein- en overwegwachters te waarschuwen dat er bijvoorbeeld een extra trein reed. Vooral op baanvakken met weinig verkeer was dat van belang, om ervoor te zorgen dat het personeel waakzaam bleef. Sluitseinen waren een goed middel om boodschappen door te geven. Het personeel was erop getraind om naar de staart van passerende treinen te kijken, om te zien of deze geen wagens verloren hadden.

Op stoomtreinen werd gewerkt met losse lampen of gekleurde borden. Modernere locomotieven en treinstellen waren voorzien van vaste lampen die verschillende kleuren (rood, geel, wit) konden tonen.



Utrecht, Spoorwegmuseum, 18 augustus 2020. Inventaris van restauratierijtuig RD 7659. Links verschillende sluitborden, rechts twee soorten stoomkoppelingen. De onderste is de Nederlandse versie, de bovenste is de Duitse/internationale.


Zwaailichten op rangeerlocs

In 1963 kregen alle rangeerlocs van NS een blauw zwaailicht op hun dak. Het doel was om de zichtbaarheid te vergroten, bijvoorbeeld bij het rangeren op straatspoor of als een konvooi in het donker een onbewaakte overweg passeerde. Om verwarring met hulpdiensten te voorkomen, werden in 1984/86 de blauwe kappen van de zwaailichten vervangen door rode. Ook de locs 2200 en 2400 hadden zwaailichten; bij latere locs zoals de 6400 laat men zoals bij auto's lampen knipperen. Ook draagt het personeel tegenwoordig opvallende kleding, dat was in de jaren 60 nog niet het geval. Foto's gemaakt in Apeldoorn (1977) en Utrecht (1989).


Headcodes op Britse locomotieven

Een "Bulleid Pacific" van de Southern Railways is met de Golden Arrow op weg naar Parijs. De loc heeft voorop twee witte schijven, op de plaats waar 's nachts witte lampen branden. De loc heeft nog andere ophangpunten voor schijven of lampen, zodat er allerlei combinaties mogelijk zijn. Naar een schilderij van Roland Davies.

Rijden in het donker

Britse locomotieven reden vroeger in het donker zonder verlichting. Dat was niet nodig omdat de spoorlijnen volledig waren afgesloten door hekken. Ook bij overwegen werd de spoorlijn afgesloten met hekken als er geen trein aan­kwam. Machinisten reden in het donker dus volledig op de seinen; de spoorbaan konden ze niet of nauwelijks zien. Er werden wel (zwakke) lampen gebruikt om aan te geven wat voor trein het betrof: de zogeheten headcodes. Overdag werden hiervoor witte schijven gebruikt. Vanaf de jaren 60 werden deze headcodes vervangen door grote letters en cijfers: de train reporting numbers. Lees hier meer over.



Wat is de voorkant van een locomotief?

Bij stoomlocomotieven is het altijd wel duidelijk wat de voorkant is (behalve bij de Leader). Bij elektrische en diesel­locomotieven is er meestal geen duidelijk verschil tussen voor- en achterkant. Toch kan het handig zijn om daar afspraken over te maken.


Verkehrsmuseum Nürnberg, 16 augustus 2005. Loc E19 12. Wat behalve Reichsadler en Hakenkreuz opvalt, is de letter H op de cabine. Die staat voor hinten (achter). Bij de cabine aan de andere kant staat de V van vorne (voor). Die letters waren bedoeld om aanwijzingen bij het rangeren te kunnen geven. De letters zijn later vervangen: de V werd een 1, de H werd een 2. Cabine 1 is de hoofdcabine: hierin bevinden zich de hoofdschakelaar en de andere apparaten om een locomotief in bedrijf te nemen. Ook op Nederlandse locomotieven zijn de cabines aangeduid met een 1 of een 2.

Basel SBB, 12 juli 2007. Rangeerloc 16514 is bezig met het samenstellen van personentreinen. De letter V op een van de lampen geeft aan dat dit de voorkant van de locomotief is. Zie ook Schweizer Lichtwechsel


Voorbeelden


Nabij Hollandsche Rading, 8 september 1973. Loc 1312 nadert de camera met een trein naar Utrecht.
Op de loc branden drie frontseinen, in de vorm van een omgekeerde L.


Utrecht, 30 juni 1986. Loc 1314 met een trein uit Duitsland. De loc is gerenoveerd. Hierbij zijn de hoge hoekseinen komen te vervallen. In plaats daarvan heeft de loc nu een "echt" A-sein en twee grote sluitseinen gekregen. Links op de foto het postkantoor dat inmiddels plaats heeft gemaakt voor Hgb 4.


Hilversum, 23 oktober 1968. Locomotor 306 op spoor 1, ter hoogte van de losplaats.
Let op de drie verschillende frontseinen, mogelijk een grapje van het personeel.


Sluitborden op het laatste rijtuig van een uit Den Bosch vertrekkende trein. De foto is rond 1950 gemaakt bij de splitsing van de lijnen naar Utrecht en Nijmegen, vlak voor de Dieze-brug. Woning 39 is begin 2012 gesloopt. Archief Vialis-NMA.


Utrecht CS, 3 maart 1969. Treinstel 183 komt als rangeerdeel (dus met één frontsein brandend) uit de dieselloods. Volgens de regels moet achterop het treinstel eenzelfde sein branden. Rechts post A.


Een van de cabines van treinstel 273, 17 april 2004. De twee lampen boven de cabineramen (de hoekseinen) kunnen met zwarte huishoudschakelaars worden aan- of uitgezet. Met de gele handels kunnen gekleurde glazen voor de lampen worden gedraaid. We bevinden ons in de achterste cabine van een rijdende trein. De twee seinen geven daarom rood licht. De andere mogelijkheden zijn geel (niet meer in gebruik) en wit (derde frontsein).


Amsterdam CS, 7 april 1973. Treinstellen NMBS 220.902 en NS 1206 in afwachting van hun volgende rit naar Brussel. Het voorste treinstel toont het L-sein. Vermoedelijk is de machinist er nog niet aan gewend dat zijn trein het A-sein kan tonen. Vanaf circa 1970 kregen alle Hondekoppen een derde frontsein op de neus. Treinstel 220.902 is nu eigendom van de Stichting Hondekop.


Rheine, 13 november 1971. Loc 012 100 met een trein uit Emden. Sinds 1957 voeren Duitse treinen drie frontseinen: het "Dreilicht-Spitzensignal". Ook voor die tijd (tot 1951) voerden treinen soms drie frontseinen, maar dat had dan een bijzondere betekenis, namelijk om personeel langs de baan te waarschuwen dat er een extra trein in aantocht was.


Garsten, 25 augustus 1973. Een trein van de Steyrtalbahn is op weg naar Molln. Achterop de trein hangt een rood sluitbord, 's nachts gebruikt men een rode lamp. Toen treinen nog geen doorgaande rem hadden, waren sluitseinen een belangrijk middel om te controleren of een passerende trein onderweg geen wagens verloren had.


Oldenzaal, 9 augustus 2005. Rood knipperlicht als sluitsein. Dit wordt tegenwoordig niet meer gebruikt; in plaats daarvan worden achterop goederentreinen reflecterende sluitborden geplaatst. Volgens voorschrift zijn twee sluitborden verplicht, maar dat komt er niet altijd van. Let op de remslof die moet voorkomen dat de wagen spontaan wegrolt.


Gevaarsein

Leeuwarden, 28 december 2006. Twee ICM'en die beide het gevaarsein tonen: een witte koplamp en twee rode sluitlichten. Dit sein wordt gebruikt om tegemoetkomende treinen te waarschuwen dat er een ongeval is gebeurd. Op deze kopsporen heeft het sein een andere betekenis: er wordt mee aangegeven dat de stuurstroom van de trein aan die zijde nog is ingeschakeld. Dit is een ongeschreven locale regel in Leeuwarden. In Den Haag Centraal geeft men dit aan door de cabineverlichting te laten branden. Foto en toelichting Hendrik Spek.

Bunnik, 2 oktober 2019. Het treinverkeer lag stil vanwege een aanrijding met een persoon. Het hierbij betrokken treinstel toon het gevaarsein: twee rode sluitseinen en een wit frontsein in het midden. Het is allemaal treurig genoeg. De reizigers in de gestrande trein moesten een uur wachten voordat ze verder werden geholpen. Op het andere spoor staat een treinstel dat leeg uit Utrecht kwam om ze op te halen.

Op Belgische treinen wordt het gevaarsein gegeven door de twee witte frontseinen om-en-om te laten knipperen. Op Belgische rangeerlocomotieven die op afstand worden bediend, branden aan beide zijden rode en witte lampen.


Maastricht, 1988. De trein naar Aachen maakt kop; de machinist plaatst rode glazen op Akkutriebwagen 515 633. Foto Fokko Dijkstra.


Haarlem, 15 juni 2011. De machinist van Sprinter 2142 is bij het kopmaken een schakelaar vergeten, waardoor de trein nu het gevaarsein toont. Foto F.B.


Zaandam, 15 januari 2013. Een Koploper stuift voorbij, op weg naar Enkhuizen. Dat de trein het gevaarsein toont is waarschijnlijk niet de bedoeling. Foto Alex Voorloop.



De loensende trein

Frontseinen van treinstel 273. Wie de lampen vergelijkt, ziet dat het ene glas ongeveer 30 graden is verdraaid ten opzichte van het andere. De trein loenst: de twee lichtbundels zijn niet evenwijdig. Een van de lichtbundels (ten opzichte van de machinist de rechter) wijst een beetje opzij. De bedoeling hiervan is licht te laten vallen op de reflecterende borden langs het spoor.



Van gele gloeilamp naar witte led

Wpl Asd Zaanstraat, 30 november 2008. Plan V-treinstellen 885 en 887, met gele gloeilampen resp. witte leds.
Enkele treinstellen zijn bij wijze van proef voorzien van led-frontseinen. Op termijn zullen deze de gloeilampen gaan vervangen. Led-verlichting is niet nieuw: verschillende treinen van andere maatschappijen zijn hier al van voorzien. Er bestaan ook gele led-lampjes, maar de NS heeft er voor gekozen om witte te gebruiken. De van oudsher gele frontseinen zullen geleidelijk uit het Nederlandse spoorbeeld verdwijnen. Nederland is wat dat betreft trouwens een uitzondering: in de meeste landen zijn witte frontseinen gebruikelijk. In bijvoorbeeld Duitsland zijn ze zelfs verplicht. De nieuwe Nederlandse Sprinters (SLT) zijn van begin af aan voorzien van led-seinen. Foto André Bergema.


Gyralite, Mars Light

The Texas Special, getrokken door een Bolle Neus. Amerikaanse treinen hebben vaak twee schijnwerpers, die ronddraaiende bewegingen maken of waarvan er één omhoog wijst (Gyralite, Mars Light). Op die manier kan men zo'n trein al van ver zien naderen. Naar een schilderij van Peter Wangard.


Indonesische treinseinbeelden

Spoorwegmuseum, 16 november 2016. De Bergkoningin die museumbezoekers in een flits te zien krijgen wanneer ze in een karretje worden rondgereden. Achter de twee halve maantjes voorop zitten een rode en een groene schijf ('s nachts een rood en een groen glas). Ook achter de Mickey Mouse-oren bovenop zitten een rode en een groene schijf ('s nachts een rood en een groen glas). Midden op de bufferbalk kon ook nog een lantaarn staan met gekleurde glazen. Met deze schijven en lampen (ook op de achterzijde van de trein) konden allerlei boodschappen worden doorgegeven aan het personeel langs de baan, bijvoorbeeld een aankondiging van een extra trein.

Probolinggo (Oost-Java), 21 mei 2008. Dieselloc CC 201 30. De halve maantjes van de stoomlocomotieven hebben plaatsgemaakt voor een hele rij gekleurde lampjes op de bufferbalk. De draaibare schijven bovenop de loc zijn er nog wel. Foto's Hendrik Spek.

Semboyan kereta api (seinbeelden op treinen)

In het seinhuis van Probolinggo hing een lastig te fotograferen plaat met een overzicht van alle seinbeelden. Dankzij een nicht van Hendrik Spek kunnen we enkele teksten in vertaling doorgeven:

22. Pengumuman kereta api fakultatif atau kereta api luar biasa yang berjalan berlawanan arah setelah kereta api yang membawa semboyan lewat. Aankondiging: na passage van de trein met deze tekens komt een facultatieve trein of een ‘buitengewone’ trein uit de tegenovergestelde richting.

23. Pengumuman kereta api fakultatif atau kereta api luar biasa yang berjalan searah di belakang kereta api yang membawa semboyan. Aankondiging van een facultatieve trein of ‘buitengewone’ trein uit dezelfde richting als de achterzijde van de trein met deze tekens.

24. Pengumuman kereta api fakultatif atau kereta api luar biasa yang berjalan berlawanan arah pada esok harinya sebelum kereta api pertama lewat. Aankondiging van een facultatieve trein of ‘buitengewone’ trein uit tegengestelde richting, op de volgende dag nog vóórdat de eerste trein is gepasseerd.

25. Pengumuman kereta api fakultatif yang berjalan searah pada esok harinya sebelum kereta api pertama lewat. Aankondiging van een facultatieve trein of ‘buitengewone’ trein uit dezelfde richting, op de volgende dag nog vóórdat de eerste trein is gepasseerd.

26. Pengumuman pembatalan atau penggabungan kereta api. Semboyan ini diperlihatkan oleh kereta api yang pertama berlawanan arah dengan kereta api yang dibatalkan atau digabungkan dengan kereta api di belakangnya. Aankondiging van een geannuleerde of aansluitende trein. Deze tekens bevinden zich op de eerste trein uit de tegenovergestelde richting van de geannuleerde of aansluitende trein met die trein erachter.

27. Pengumuman bahwa persilangan kereta api yang memperlihatkan semboyan ini dipindahkan. Aankondiging van kruisende trein. De trein met deze tekens wordt omgeleid.

28. Pengumuman bahwa kawat telegraf jawatan kereta api atau kawat telegraf lainnya pada kawat tiang telegraf terganggu. Aankondiging dat de telegraaflijn van de spoorwegmaatschappij of andere draden van de telegraaf­lijn verstoord zijn.

Huidige situatie

Een actueel overzicht met Indonesische seinbeelden staat op Wikipedia. De seinbeelden 22 t/m 28 zijn vervallen (dihapus). Via rijdende treinen worden nog maar weinig boodschappen doorgegeven, moderne communicatie­middelen zijn ervoor in de plaats gekomen.




Schweizer Lichtwechsel

Zwitserse locomotieven voeren drie witte frontseinen (A-sein). Bovendien laat men aan de achterkant van de loc het frontsein rechtsonder branden. Er brandt dus één wit licht in de richting van de trein (Rücklicht).

Als de trein wordt getrokken door twee of meer locomotieven, dan voert de voorste loc de drie witte frontseinen en brandt er een wit licht op de achterste loc. Op een loc in opzending, die dus niet meetrekt, branden echter geen lichten.

Wordt de trein geduwd, dan voert de duwende locomotief een of twee rode sluitseinen. In dit geval geen frontseinen, want die worden gevoerd op de voorkant van de trein. Een losse loc voert drie witte frontseinen en een of twee rode sluitseinen.

Een stilstaande, geparkeerde loc toont aan voor- en achterzijde een wit licht (zie foto hierboven). Een rangerende loc voert aan beide zijden twee witte lichten. Op de voorkant van de loc is bovendien een verlichte V aangebracht (voorbeeld).

Tot 1976 kende de SBB het "Fahrtberechtigungssignal", ook wel "Falschfahrlampe" genoemd. Dit bestond uit een rood licht, vlak onder of boven het middelste frontsein (zie foto hiernaast). Deze lamp brandde als de trein verkeerd spoor (dus rechts) reed, of als de trein op een enkelsporig baanvak op een ander station ging kruisen dan in de dienstregeling was aangegeven.

Deze lamp wordt ook gebruikt bij het gevaarsein. Dit bestaat uit drie rode lichten (als A-sein), aan beide zijden van de loc. Naderende treinen op andere sporen moeten direct stoppen als ze dit sein zien.

Er zijn dus nogal wat varianten mogelijk. De "Schweizer Lichtwechsel", die dateert uit 1947, kom je daarom weleens tegen in discussies op modeltreinfora: hoe breng je zoiets in de praktijk op je eigen locomotieven?



Italiaanse sluitborden

Tirano, 25 juli 2011. Een treinstel van het type ALe801/ALe940, gebouwd eind jaren zeventig. De zwart/gele borden zitten aan de voor- en achterzijde van vaste treincomposities, zoals trek-duwtreinen. In andere gevallen gebruikt men in Italië rode sluitborden. Foto Jan de Kroon.


Schlußsignal

Bw Köln-Eifeltor, 14 augustus 1970. Loc 051 788 met Schlußsignal (Zg 4).


Koplampen op auto's

Auto's hebben twee koplampen, maar de eerste 2CV had er maar één (aan de bestuurderszijde). Er zijn ook auto's gebouwd met drie koplampen, zoals de Tatra T603. Tekening Skodaman, blog.seniorennet.be/skodaman.

In Frankrijk waren lange tijd gele kop­lampen verplicht voor auto's. Eind jaren 30, aan de vooravond van de Tweede Wereld­oorlog, werd deze verplichting ingevoerd om Franse auto's te kunnen onderscheiden van Duitse militaire voertuigen. Deze maat­regel bleef gelden tot begin jaren 90. Als je een auto met gele kop­lampen ziet rijden, weet je bijna zeker dat het een Franse klassieker is. Lees ook "Van gele naar witte frontseinen", bovenaan deze pagina.


Zie ook:




vorige       start       omhoog