De stiltecoupé



Op 21 mei 2007 moest ik voor een Belangrijk Interview naar Rotterdam. Ik dacht me in de trein van Utrecht naar Rotterdam nog wat te kunnen concentreren op dat gesprek. Ik zocht daarom een stiltecoupé in de eerste klas op. Stiltecoupés bestaan al heel lang, maar ze waren slecht zichtbaar, waardoor er nogal eens mensen in terecht kwamen die herrie gingen maken. Maar tegenwoordig zijn de stiltecoupés niet te missen, dankzij de grote stickers boven de ramen. Ik dacht dus veilig te zijn. Vlak voor vertrek kwam een roedel NSR-machinisten naar binnen, maar die zagen de stickers en liepen door naar de volgende coupé, waar het geloof ik nog erg gezellig is geworden.

En ik zat lekker rustig. Dacht ik, want opeens begonnen twee mannen met elkaar te converseren. Eerst zacht, want ze hadden de stickers wel gezien, maar toen de trein ging rijden steeds luider. Ik had natuurlijk op moeten staan en moeten vragen of het nu echt zo moeilijk is om drie kwartier je bek te houden als je elkaar toch al de hele dag op kantoor ziet. Maar zoiets doe ik dan weer niet. In plaats daarvan besloot ik om met mijn opgekropte agressie iets productiefs te doen. In Gouda stond de trein even stil en haalde ik mijn James Bond-cameraatje tevoorschijn. Het muziekje had ik ook al in mijn hoofd: "You talk too much" van Joe Jones.

En zo is dit filmpje ontstaan.



Reactie van Frits Abrahams

Hieronder een column van Frits Abrahams in NRC Handelsblad, naar aanleiding van een mailtje dat ik hem had gezonden. Leuk, maar een goed lezer is Abrahams niet. Ik had niet geschreven dat er "twee landlopers" in de trein zaten, maar dat één man er onverzorgd uitzag. Goed kijken kan Abrahams ook niet, want het zijn duidelijk geen "twee jonge mannen". En goed luisteren kan Abrahams ook niet, want het gesprek van de mannen is niet te horen, dus of dat "onschuldig" is valt niet te zeggen. Hieronder natuurlijk ook de tekst van mijn mailtje, waarin ik verwijs naar eerdere columns van Frits Abrahams.


Geachte heer Abrahams,

Misschien moeten er, in navolging van de geweldloze zones en de stiltezones, ook maar graffitivrije zones komen. Maar het zal allemaal niet helpen natuurlijk.

Gisteren zat ik in een stiltecoupé in de trein van Utrecht naar Rotterdam. Het is natuurlijk al raar dat dit soort coupés bestaat: normaal zou zijn als iedereen zich rustig zou gedragen in een openbare ruimte. Waarom zou ik gesprekken moeten volgen die mij niet interesseren? Het helpt trouwens ook niet. Zelfs als mensen de grote stickers boven de ramen zien, weerhoudt dat ze er niet van om te gaan zitten ouwehoeren.

In het kader van lang leve de internetdemocratie heb ik gisteren een filmpje gemaakt en op YouTube gezet. In het commentaar kunt u het hoe en waarom lezen, als het u interesseert. Zie https://www.youtube.com/watch?v=w80LcQQWTpc

De twee mannen stapten op Rotterdam Alexander uit. De linkerman zag er erg uit als een journalist (schrijfblok op schoot, onverzorgd gekleed, kauwgomkauwend, dat kapsel!). Misschien is het dus wel een collega van u. Maar voor mijn filmpje is dat verder niet belangrijk, het gaat om het statement dat ik hiermee heb willen afgeven. Schijt hebben aan anderen, dat is tegenwoordig de norm.

Wist u trouwens dat ze in Brussel nog steeds een Stalingradlaan hebben? Dat politiek correcte, dat kennen ze daar nog niet. Ik vind dat wel mooi.

Vriendelijke groeten van Nico Spilt, 21 mei 2007




De stiltecoupé (2)

In Eindhoven stapten ze in. De vrouw keek om zich heen en zei: kijk, daar staat "stilte". Daarna zei ze niet: laten we ergens anders gaan zitten, want een uurtje m'n bek houden, dat trek ik niet. Als ze dat had gezegd, dan had ik dit filmpje niet gemaakt.

Bonustrack: bekeer u tot Jezus.




De stiltecoupé (3)

Tussen Utrecht en Woerden. Twee universiteitsmedewerkers zijn op weg naar Leiden en bespreken de beslommeringen van collega's en studenten, waaronder de problemen van ene Harold. De sticker op het raam hadden ze gezien, want voordat ik begon te filmen zei de vrouw tegen de man: "kijk, veel mensen zien deze stickers niet".




Welkom aan boord


door Jeffrey Mons

"Zucht, een gelukje zit er niet in vandaag. Met weemoed denkend aan vroeger raak ik het knopje van de deuren aan. Een galante koploper is er niet meer bij in deze tijd. Houterig als een ballerina met een gebroken enkel zwenken de deuren open. Binnen twijfel ik. Wat zal ik doen, boven of beneden? Toch maar beneden. Ah, kijk een plekje. Vlug nestel ik me in een stoel en pak een tijdschrift uit mijn tas. Een beetje achterover leunend in mijn stoel geniet ik van mijn Rails. Rust en kunnen genieten, de trein is voor mij de plek waar ik tot rust kom. Ach ja, dat kon toch niet zo blijven? Ik voel mijn lichaam in beweging komen, uit de grens van de hemel boven mij komen snerpende en piepende geluiden. De trein spoort al haar krachten aan om op gang te komen. Ik zak nog dieper weg in mijn stoel, geïrriteerd sla ik mijn bladzijde om. Ik zal genieten van deze dag of het me nou wordt gegund. Met een doedelzakorkest suizen we door het landschap, op weg naar verre oorden. "Mera, meid wat wil je toch met zo'n jongen?" Klinkt het in mijn oren. Nog wat dromerig kijk ik boven mijn boekje uit. Schaterend komen er nog twee stoorzenders bij, maar zo gemakkelijk krijgen ze mij er niet onder. Nu hoor ik die trein gelukkig niet meer, althans dat hoop ik dan maar. Een ouder echtpaar komt tegenover me zitten, duidelijk niet in hun sas met de hedendaagse jeugd beginnend ze klagend met elkaar te fluisteren. Fluisteren, dat is fijn. Zolang ik er maar geen last van heb denk ik dan, nog dieper zak ik weg in mijn stoel. Straks val ik er nog af bedenk ik me. Nou ja dan lig ik op de grond en dan nog? Misschien zijn ze dan stil.

Ik staar om me heen, zou niemand het dan begrijpen? Verbluffend hoe weinig effect zo'n stilte-zone heeft, of eigenlijk hoeveel. Om nou iedereen om me heen op de vingers te tikken, zo dapper ben ik nu ook niet. Ik merk dat mijn ogen staren richting de glazen deur. Ik moest denken aan die keer dat ik met mijn vader naar Brussel ging en in de trein een Mars kreeg. Zou dat wagentje nog komen, het duurt wel erg lang. Nokia! Ik hoor een Nokia, de snerpende standaardtoon van een achterhaald model klinkt uit een handtas. De oudere dame voor mij haalt het toestel uit haar handtas en begint luidruchtig te spreken tegen haar schoondochter 200 kilometer verderop. Haar vader kijkt naar de twee meisjes naast ons. Zou hij zich irriteren of slechts genieten van vrouwelijk schoon? Ach weten zal ik het nooit, niet langer was ik van plan slachtoffer te zijn van mijn irritaties. Met de zachte melodie van Chet Baker dwarrelend door mijn hoofd, vervolg ik mijn reis. Met weemoed denkend aan mijn leren oranje bank, zittend in een purperen plastic schuimrubberen stoel. Uiteindelijk naderen wij toch het eiland van beschaving van de tachtiger jaren der twintigste eeuw, Utrecht Centraal. De trein verlaten hebbend kijk ik nog even achterom, over de menigte heen lees ik op de trein: 'service, rust, comfort, uitzicht, werken, plezier, snelheid, uitzicht, vrijheid, vernieuwing'. Met een glimlach en de zon stralend uit de hemel loop ik richting een rustig terrasje aan de Utrechtse grachten."




Jacob Kohnstamm: uw privacy is mij een zorg

Jacob Kohnstamm is voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Zeg maar de 'privacywaakhond' van Nederland. Je zou zeggen dat die zelf het goede voorbeeld moet geven, als het gaat om vertrouwelijkheid van gegevens.

Maar op 12 juni 2012 zat deze meneer luidkeels te telefoneren in de trein, over een zaak die het CBP in behandeling had. Kon de hele coupé meegenieten. Hij vond wel 'een beetje dom', zei hij achteraf tegen een journalist van de Volkskrant.


Zie ook:




vorige       start       omhoog