KleurenblindheidKleurenblindheid wil zeggen dat iemand geen of heel moeilijk onderscheid kan maken tussen bepaalde kleuren. De meest voorkomende vorm is de rood-groenkleurenblindheid (bij ongeveer 5% van de mannen). Bij verkeerslichten houdt men hier rekening mee, door het rode licht altijd bovenin te plaatsen, of bij voetgangerslichten door een stilstaand of lopend mannetje. Van een treinmachinist wordt echter verwacht dat hij rood en groen goed van elkaar kan onderscheiden. TriviaKleurenblindheid was vroeger ook een probleem voor elektriciëns: tot circa 1970 gebruikte men groene en rode stroomdraden, die bepaald niet mochten worden verwisseld. Deze kleurcombinatie is later vervangen door bruin en blauw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vlogen aan boord van bommenwerpers mannen met kleurenblindheid mee. Hun handicap was toen hun sterke punt: zij konden gecamoufleerde objecten beter onderscheiden. Het verhaal gaat dat het Britse leger nog steeds kleurenblinden inschakelt als verkenners. In de scheepvaart worden ook rode en groene lampen gebruikt. Aan stuurboord (rechts in de vaarrichting) hebben schepen een groene lamp, aan bakboord een rode. Op afstand is hieraan te zien welke kant een schip op vaart. Schepen van rechts hebben voorrang, maar hobbykapiteins weten dat niet altijd. Voor fietspaden worden vaak rode stoeptegels gebruikt, deze kleur is wettelijk vastgesteld. Een kleurenblinde die denkt over een grijze stoep te lopen, loopt daardoor de kans van zijn sokken te worden gereden. In Rail Magazine uit maart 2008 staat onder andere iets over de kleuren van de 2400'en: “Door de bekende spoorweghistoricus N.J. van Wijck Jurriaanse werd het azuurblauw een middelmatig grijsblauwe tint en het rozerood vermiljoen genoemd. Vreemd, als wordt bedacht dat hij kleurenblind was.” (Ik heb dit nagevraagd bij enkele mensen die Van Wijck Jurriaanse hebben gekend; zij weten niet of dit verhaal klopt.) |
Utrecht, 20 augustus 1975. Loc 3737 passeert de vroegere halte Biltstraat met een trein ten behoeve van het door de NVBS georganiseerde MOROP-congres. In de achtergrond het Ooglijdersgasthuis aan de F.C. Dondersstraat. Professor Donders was een beroemd fysioloog en oogonderzoeker uit de 19e eeuw. Op het Janskerkhof in Utrecht staat zijn standbeeld. |
Utrecht, 24 oktober 2007. Vitrine in het UMC met een deel van de collectie van het vroegere Ooglijdersgasthuis. |
William's seinlantaarn, gebruikt voor het onderzoeken van kleurenblindheid bij spoorwegpersoneel (collectie UMC Utrecht). Bij verkeerslichten voor het wegverkeer zitten de kleuren altijd op dezelfde plaats, zodat kleurenblinden weten waar ze aan toe zijn. Bij lichtseinen is dat niet het geval, vandaar dat machinisten niet kleurenblind mogen zijn. |
In de armseinen brandden 's nachts lampen. Door middel van gekleurde glazen die voor de lamp werden gedraaid konden deze verschillende kleuren geven, afhankelijk van de stand van de seinarm. Dezelfde kleuren zijn later toegepast in de daglichtseinen: rood = stoppen, geel = langzaam, groen = veilig. Tot juli 1934 werden in de lichten van armseinen andere kleuren gebruikt: rood = stoppen, groen = langzaam, wit = veilig. Dit kon gevaar opleveren, want een rood sein waarvan het glas was gebroken gaf dus wit licht. Tijdens de langste dag van het jaar 1934 werden in heel Nederland alle seinen aangepast. |
Rood is stoppen, groen is doorgaan (pdf). Artikel uit NVBS Actueel, november 2023. |
Wie machinist wil worden, wordt niet alleen getest op kleurenblindheid, maar ook op stressbestendigheid. Het Spoorwegmuseum kreeg in 2019 van NS een geheimzinnige kist. Dit blijkt een vigilantiemeter te zijn, een apparaat dat vroeger werd gebruikt bij het testen van kandidaat-machinisten. Oud-machinist Marcel van Laar legt de werking in dit filmpje uit. |