Gloeilampen

Wat is er eigenlijk mis met de gloeilamp? En waarom houdt gasverlichting het ook nog steeds uit? En wat is er mis met kwik?



Reutlingen, 4 maart 1971. Uit de tijd dat er nog reclame mocht worden gemaakt voor gloeilampen, meer in het bijzonder voor het betrouwbare merk Merkur. In de achtergrond loc 038 637. Foto gemaakt vanuit een trein van Tübingen naar Ulm.



De gloeilampen-hype

Net als in Europa worden ook bij ons de gloeilampen in de ban gedaan. Ze zouden milieu-onvriendelijk zijn omdat ze veel stroom gebruiken en mogen niet meer worden verkocht. Als alternatieven zijn er de spaarlamp en de LED-verlichting. Als die alternatieven de gloeilamp inderdaad volledig zouden kunnen vervangen, zou de overheid de verkoop van die gloeilampen misschien niet eens hoeven te verbieden, maar helaas, de realiteit is wel even anders. Gloeilamplicht is licht van een gloeiende metaaldraad, een hittebron dus en dat licht kenmerkt zich door een mooie gelijkmatige verdeling over het spectrum. Het is die gelijkmatigheid van dat zichtbare licht waar een mens zich behaaglijk bij voelt. Wanneer je gloeilamplicht dimt, wordt de frequentie van het licht lager en het licht daardoor warmer. Dat zachtere licht komt vooral ’s avonds tot zijn recht als sfeerverlichting.

Spaarlampen hebben een spectrum waar sommige kleuren wegvallen en andere juist teveel de nadruk krijgen. Over het algemeen geeft een spaarlamp koel licht waarbij kleuren onecht overkomen. Bij dimmen verandert daar hoegenaamd niets aan, sterker nog het licht wordt ijzig koel en soms luguber. Ook het licht van LED-lampen is vaak afstandelijk en koel, al komt daar verbetring in. Spaarlampen hebben als hinderlijk nadeel dat ze tijd nodig hebben om op volle lichtsterkte te komen en tenslotte zijn ze duur en bevatten ze kwik. In feite zijn spaarlampen chemisch afval en het is een raadsel waarom de milieuminnaars er zo mee weglopen.

We twijfelen niet aan de nobele bedoelingen van overheden die iets tegen de veelbesproken global warming willen doen, maar we doorzien tevens de geldzucht van de industrie achter de spaarlampenlobby. Maar och, zolang Jan en alleman, inclusief hoogwaardigheidsbekleders nog ongelimiteerd de wereld rond wensen te reizen in kerosinevretende vliegtuigen en er geen goede verlichtings-alternatieven zijn, vinden we dat het ons vrij staat zelf te bepalen wat voor lampjes we thuis branden. Voorlopig hebben we er nog een paar. Pas zodra de alternatieven onze vertrouwde gloeilampen écht kunnen vervangen met mooi natuurlijk licht naar onze menselijke maat, gaan de gloeilampen bij ons eruit.

Gemaild door Bert Bolle, december 2009.

Hoe gevaarlijk is kwik eigenlijk?



Tijdens verlichtingswerkzaamheden kwam ik een oud doosje met reservelampjes tegen, archeologische datering circa 1970. Splendor was een in Nijmegen gevestigde gloeilampenfabriek (1919-2000). Grootste aandeelhouder was Philips.
www.noviomagus.nl/Gastredactie/SVSplendor/Splendor.htm


Openluchtmuseum, 25 september 2005. Replica van een oorspronkelijke Arnhemse tram. Let op het fraaie licht van de elektrische lampen. Hoe ziet dat er over een aantal jaar uit als er geen gloeilampen meer te krijgen zijn? Lees ook het artikel uit Trammelant, het blad van en voor de vrijwilligers van het Openluchtmuseum: Gloeiende, gloeiende....


Berlijn, 25 augustus 2009. Dit bestaat ook nog steeds: gaslicht! In Berlijn worden tot de dag van vandaag nog straten op deze manier verlicht. Lees dit artikel in het Reformatorisch Dagblad, 29 december 2009. Misschien is dat ook wel beter dan spaarlampen? Het Nederlandse aardgas is er in vijftig jaar wel zo'n beetje doorheen gejaagd, maar misschien kunnen de kolencentrales die milieuminister Cramer laat bouwen ook wel gas opwekken. Een man die erg rijk is geworden met de verkoop van kousjes voor gaslampen, Dr. Axel L. Wenner-Gren, leende de letters van zijn naam aan de Alweg-Bahn.


Utrecht, Centraal Museum, 3 januari 2018. Lantaarns ontworpen door Pyke Koch in 1953, in opdracht van de gemeente Utrecht. Deze armaturen waren bestemd om de gaslantaarns te vervangen die op de Utrechtse lantaarnpalen stonden. Alle lantaarns langs de Utrechtse grachten zijn van deze armaturen voorzien. Ze waren oorspronkelijk van gietijzer, vanaf circa 1969 van aluminium, vanaf circa 1975 polycarbonaat.


De eerste electrische centrale in Nederland. Enige gegevens over de eerste electrische centrale in Nederland welke stroom leverde aan particulieren voor verlichting. Deze was gevestigd te Kinderdijk en was genaamd Naamlooze Vennootschap Electrische Verlichting "Kinderdijk". Een uitgave van NKF Kabel N.V., Delft, april 1970. Gegevens en tekst voor dit boekje werden verzorgd door J. de Ruiter.

Lees het hele boekje.


Zie ook:




vorige       start       omhoog