DB diesellocs V200 (220, 221) en V300 (230)



In 1952 werd de V80 afgeleverd, de eerste dieselhydraulische locomotief van de Deutsche Bundesbahn. Deze loc bezat een motor zoals die ook werd gebruikt in treinstellen VT 08, die in dezelfde tijd waren gebouwd. Het ontwerp van de V200 was gebaseerd op het idee om twee van zulke motoren in één locomotief toe te passen. Volgens het toenmalige nummersysteem van de DB zou deze loc de typeaanduiding V160 moeten krijgen, maar inmiddels waren er sterkere motoren beschikbaar, zodat het vermogen tot 2000 pk kon worden opgevoerd. De typeaanduiding werd zodoende V200 (na 1968 220).

In 1953 werd de eerste loc, V200 001, getoond op de Verkehrsausstelling in München. De fraaie vorm maakte grote indruk op het publiek; dit in tegenstelling tot de wat lompe vormgeving van het in dezelfde tijd gebouwde prototype van de E10.

De V200 was bedoeld om het groeiende tekort aan sneltreinlocomotieven op te vangen, in een periode waarin veel hoofdlijnen nog niet waren geëlektrificeerd. De bouw van de V200 betekende het eind van de ontwikkeling van nieuwe stoomsneltreinlocomotieven - van de stoomlocs Baureihe 10 werden slechts twee exemplaren gebouwd.

Met de eerste vijf V200'en werden uitgebreide proefritten gemaakt. Daarna kwam de serieproductie op gang. In 1956/1957 werden door Krauss-Maffei en MaK de locs V200 006-055 gebouwd. Het vermogen van deze locs was 2200 pk. Ze kwamen direct terecht in de dienst voor F- en D-treinen. Hun maximumsnelheid was 140 km per uur. In 1959 bouwde Krauss-Maffei nog een serie locs: de V200 056-086.

In 1962/1963 werd een vervolg op de serie V200 gebouwd. Dit werd de serie V200 100-150 (na 1968 221). Deze locs hadden een vermogen van 2700 pk. Om het machinistenhuis ruimer te kunnen maken, hebben deze locs een steilere neus dan die van de eerste serie. Ook deze locs kwamen terecht in de sneltreindiensten. Alle V200'en waren voorzien van een stoomketel om rijtuigen te kunnen verwarmen. In hun laatste jaren kwamen de locs terecht in de goederen­dienst. De laatste locs gingen in 1988 uit dienst. Verschillende locs zijn bewaard gebleven.

Bijnaam
Deze locs werden door het personeel Rote Elch (Rode Eland) genoemd, naar de herrie die zou lijken op de roep van een bronstige eland.

foto hierboven: loc 220 001 in 1972


Verschillende uitvoeringen van de V200

 

Zwart-witfoto's: Heilbronn, 27 augustus 1972. Locs 220 001 en 220 060. Bij het prototype (220 001) ontbreken de roosters waarachter de tyfoons zitten. In plaats hiervan staat er een fluit boven op de neus. Verder zijn de Indusi-magneten aan de draaistellen gemonteerd. Bij de serielocs zitten deze magneten onder de brandstoftanks. Kleurenfoto: Bochum-Dahlhausen, 19 april 2008. Links de groene V200 053 van de Brohltal-Eisenbahn, rechts de rode V200 116. De rode loc is van de sterkere vervolgserie (V200.1, later 221), die te herkennen is aan de wat plattere neus.


Warship Class

National Railway Museum, York York, 26 juni 2008. Plaquette met een afbeelding van een dieselhydraulische loc uit de Warship Class. Een goed bewaard geheim is dat deze locs afgeleid zijn van de Duitse V200 (don't mention the warship). Vanaf 1958 zijn er 70 gebouwd, in twee motorisch verschillende versies (Class 42: nummers D800-832 en D866-870; Class 43: nummers D833-865). De locs bezaten net als de V200 een stoomketel voor de treinverwarming. De dieselhydraulische aandrijving is in de jaren zestig ook op andere locseries toegepast (waaronder Western Class 52 en Hymek Class 35), maar heeft in Engeland geen vervolg gekregen. De laatste Warships gingen in 1972 uit dienst. Twee exemplaren van Class 42 zijn bewaard gebleven. De plaquette (nummer 1651 uit een serie van 3000) is gemaakt van metaal van gesloopte locs.


V300 001 (230 001)

Warburg (Westf), jaren zestig. Loc V300 001. Collectie Mike Morant.
In 1957 bestelden de Joegoslavische spoorwegen (JZ) een zesassige variant van de V200. Deze waren bestemd voor de staatstrein van president Tito. Motorisch waren deze drie locs gelijk aan de V200, maar om de aslast te verminderen werden er drieassige draaistellen gebruikt. Behalve deze drie locs bouwde Krauss-Maffei op eigen kosten een vierde loc, waarbij het motorvermogen door middel van turbo-intercooler was verhoogd van 1100 naar 1500 pk. Deze loc werd gehuurd door de DB en droeg daar het nummer V300 001 (later 230 001). In 1975 is de loc buiten dienst gesteld. Daarna kwam de loc in Italië terecht, maar ze voldeed niet en keerde in 1980 terug. Vervolgens werd de loc gesloopt.


Elmshorn, 16 juli 1971. Loc 230 001 (V300 001) met een trein van Westerland naar Hamburg Altona.


 

Hengelo, 29 juli 1968. Loc V200 058 zal binnenkort worden omgenummerd tot 220 058-2. Tweede foto: Oldenzaal, 21 oktober 1969. Lok 220 080 met een trein uit Duitsland. In Hengelo zal er een Nederlandse loc voor de trein komen.


 

Hamburg Altona, 15 juli 1971. Loc 220 041 met een trein naar Westerland. Tweede foto: Hamburg Hbf, 16 juli 1971. DR-loc 01 0509 met de avondtrein naar Berlijn, daarnaast DB-loc 220 019.


Horb, 14 september 1971. Loc 221 148 passeert met een lange trein van Zwitserland naar Stuttgart. Dit is een loc van de Baureihe V200. Volgens het oorspronkelijke nummersysteem van de Duitse spoorwegen werden diesellocs aangeduid met een V (Verbrennungsmotor) gevolgd door een getal dat het vermogen in paardekracht aangaf. Toen de V200 werd ontworpen ging men uit van een vermogen van ongeveer 2000 PS (Pferdestärke), vandaar V200. Maar toen de locs eenmaal werden gebouwd waren de motoren al weer verder ontwikkeld, zodat de eerste locomotieven 2200 en de tweede serie (zoals op deze foto) zelfs 2700 PS sterk waren.


Ulm, 18 september 1971. Loc 221 138. De 221 (vroeger V200.1) is een vervolgserie van de 220 (vroeger V200.0), met sterkere motoren. De neus is wat steiler, zodat het machinistenhuis ruimer kon worden gemaakt.


   

Heilbronn, 27 augustus 1972. Loc 220 001 in voorspan met stoomloc 023 039.


Hengelo, 15 juni 1974. Loc 220 080 wacht op de aankomst van de Holland-Scandinavië Express uit Hoek van Holland. Achter deze dieselloc zal de trein verder rijden. De eerste stop in Duitsland is stoombolwerk Rheine, waar fotograaf Rob van der Rest de trein zal verlaten.


Rheine, jaren '70. Loc 220 077 met twee oude sneltreinrijtuigen, kennelijk een bijzondere rit. Foto collectie Gert Jan Wijma.


Rheine, 30 april 1975. Loc 220 079 met een trein uit Nederland. Direct achter de loc loopt een eersteklasrijtuig plan D.


 

Rheine, 8 augustus 1977. Loc 220 075 wacht op een kopspoor op haar volgende inzet. Op de tweede foto lok 220 062 met een trein uit Emden. Direct achter de loc een gecombineerd eersteklas/restauratierijtuig.


 

Rheine, 8 augustus 1977. Op de eerste foto loc 221 143 in de nieuwe huisstijl van die dagen. Op de tweede foto loc 221 150, eveneens met een goederentrein. Hoewel er nog enkele tientallen stoomlocs beschikbaar waren, werden vrijwel alle treinen inmiddels met diesellocs gereden (of elektrisch naar Bentheim).


Rheine, 10 september 1977. Loc 221 142 wacht in de verte voor een onveilig sein, terwijl loc 042 096
voorbijraast met een extra trein naar Leer. Klik hier voor meer foto's.


Rheine, 10 september 1977. Loc 220 058.


 

Rheine, 10 september 1977. Locwissel: 110 247 maakt plaats voor 220 027, die de trein verder brengt richting Emden.


Museumlocs


Loc V200 007 was tijdens de manifestatie NS 150 aanwezig met een dubbeldeks rijtuigstam van de vroegere Lübeck-Büchener Eisenbahn. Deze combinatie zou ook enkele ritten door Nederland verzorgen. Dick van Aggelen fotografeerde de trein in Hilversum, op 2 augustus 1989.


   

Ede-Wageningen en Utrecht, 9 april 2004. Een gezelschap is in een historische trein, getrokken door V200 116, op weg naar Amsterdam. Het is duidelijk te zien dat de trein met stoom wordt verwarmd. De V200'en zijn daartoe voorzien van een stoomketel. Klik hier voor meer foto's.


Bochum-Dahlhausen, 12 oktober 1985. Locs V80 002 en V200 002. Beide locs zijn in oktober 2005
bij de grote brand in het museumdepot Nürnberg verloren gegaan. Foto's Ronald Heyne.


Bij Venlo, 16 augustus 2005. Loc V270.06 van EBW Cargo (voorheen DB 221 106) komende uit Kaldenkirchen. De loc is overgenomen van OMB, een bedrijf dat verschillende vroegere V200'en heeft opgekocht en gerenoveerd. EBW rijdt met nog een andere V200: dat is de blauwe 221 136, gehuurd van imoTrans. Foto Arnold de Vries.


Kaldenkirchen, 13 augustus 2006. Loc 9 van de Neusser Eisenbahn (gehuurd door RTB) passeert museumloc 220 033.


Düsseldorf, 14 juni 2006. Loc 221 135, een historische V200 die eigendom is van een DB-machiniste, is door de Neusse Eisenbahn (NE) gehuurd om kalktreinen te rijden in het Angertal. Foto Erik uit de Bosch.

Emmerich, 7 mei 2009. Loc 221 135, inmiddels geschilderd in de kleuren van de Bocholter Eisenbahn.
Foto Henk Zwoferink.


Bochum-Dahlhausen, 19 april 2008. Links de groene V200 053 van de Brohltal-Eisenbahn, met grote letters Reuschling (Westfälische Lokomotiv-Fabrik, Hattingen), rechts de rode V200 116 met een pendeltrein.


Bij Schüttorf, 29 juni 2008. De nieuwe aanwinst van de Bentheimer Eisenbahn. Op deze foto het transport van BE D20 (voorheen DB 221 147) vanuit Neustrelitz (Arriva Werke) naar Nordhorn-Süd. EBW-Cargo V 270.08 (ook een oude V200) zorgde voor de tractie. Loc D20 is op 18 juli "Coevorden" gedoopt. Foto Fokko van der Laan.


Hamburg, 22 november 2008. Loc V200 017 met een Sonderzug. De loc draagt de naam Roswitha. Foto Tim Kröger.


Ravenna, 4 mei 2017. Een Duitse V200 (220 051) houdt het nog steeds vol bij de Ferrovie Emilia-Romagna. Foto Govert Schipperheijn.


V200 054 en V320 001 van de DB. Motorloze schaal N-modellen van CIL (Compañia Internacional del Libro).


Bunnik, 1 maart 2014. Dieselloc serie 4000 van de RENFE, onmiskenbaar afgeleid van de Duitse V200.


Deze klassieker van Märklin mag natuurlijk niet ontbreken op mijn baan.


In München vond in 1953 de Deutsche Verkehrsausstellung (DVA) plaats. Hier werd onder andere de V200 001 gepresenteerd. La Vie du Rail 418, 25 octobre 1953 (pdf)



Zie ook:

Website over de V200:





vorige       start       omhoog