Baureihe 10

Het einde van een stoomtijdperk.



Neuenmarkt-Wirsberg, 17 augustus 2005. Loc 10 001 is een van de twee laatste sneltreinstoomlocomotieven die door de DB zijn gebouwd. Ze waren afgeleid van de serie 01.10: oliegestookte driecilinder-Pacifics met een gedeeltelijke stroom­lijn­beplating. De twee door Krupp gebouwde locs kwamen in 1957 in dienst, te laat om nog een serieuze concurrent te vormen voor de oprukkende moderne tractievormen. Ze hebben nog geen tien jaar dienst gedaan. Loc 10 002 is gesloopt. Loc 10 001 is het pronkstuk van dit museum, maar was bij mijn bezoek op een nauwelijks te fotograferen manier opgesteld. Twee foto's met supergroothoek heb ik in de digitale doka aan elkaar gemonteerd.



Einde van het stoom­locomotief-tijdperk bij de DB

In mei 1957 is bij de Deutsche Bundesbahn voor het eerst een nieuw stoom­locomotieftype op de baan verschenen, namelijk de heetstoom driecilinder sneltreinlocomotief serie 10. Daarmee is intussen ook de ontwikkeling van nieuwe stoom­locomotieftypen bij de DB tot een einde gekomen. Of de stoomlocomotieven later nog eens in de gedaante van een atoomlocomotief zullen terugkeren is thans nog niet te zeggen.

In 1940 [fout in het artikel: bedoeld is 1950] had de Deutsche Bundesbahn een programma opgesteld voor acht nieuwe stoom­locomotieftypen, welke waren ontworpen, rekening houdend met de nieuwste technische gegevens. Deze locomotieftypen zouden dienen om successievelijk de 56 voorhanden zijnde verouderde loctypen te vervangen. Van deze acht typen zijn er vijf geconstrueerd, als laatste de serie 10. [De andere typen waren 23, 65, 66 en 82; de laatst gebouwde loc van de DB was de 23 105.]

De buitengewoon hoge en niet voorziene stijging van de prijs van de steenkool, het toenemende gebrek daarvan in de laatste jaren, de door de regeringssteun mogelijk gemaakte elektrificatie van belangrijke trajecten en ten slotte de succesvolle ontwikkeling van diesellocomotieven hebben de aanschaffing van stoomlocomotieven meer en meer op de achtergrond geplaatst, vooral daar de nieuwe tractievormen en in het bijzonder de elektrificatie wezenlijke voordelen voor het bedrijf boden. In de eerste plaats gold het hier de grote economische voordelen welke deze structuurverandering van de tractiedienst met zich bracht.

Hoe snel de ontwikkeling zich heeft voltrokken blijkt wel uit de ondervolgende cijfers. Toen de opdracht tot de bouw van twee proeflocomotieven serie 10 werd gegeven, kostte een ton steenkool franco depot 65 DM. Toen werd nog uitsluitend Duitse steenkool gebruikt. Thans bij de oplevering der locomotieven moet de DB voor de uit U.S.A. geimporteerde steenkool – 18 procent van het totale verbruik – 102 DM per ton betalen.

Terwijl de twee proeflocomotieven serie 10 werden gebouwd, werd een elektrificatieprogramma in het leven geroepen voor 1200 km van het spoorwegnet. En voorts werd in 1953 een grote diesellocomotief van 2200 pk in dienst gesteld en werden er daarna van deze serie V200 55 locomotieven aangeschaft.

Het is wel duidelijk, dat in verband met deze ontwikkeling aan het aanschaffen van nieuwe stoomlocomotieven thans praktisch een einde is gekomen. Dit betekent niet, dat de stoom­locomotief reeds in korte tijd van de trajecten der Deutsche Bundesbahn zal verdwijnen. Nog vele jaren lang zal de stoom­locomotief de ruggegraat van de tractiedienst blijven. Momenteel zijn er dagelijks 7400 stoomlocomotieven in dienst, die 74 procent van het aantal trekvoertuig-km’s voor hun rekening nemen.

De beide heetstoom driecilinder sneltreinlocomotieven serie 10 zijn gebouwd door Friedrich Krupp Maschinen­fabriken, Essen. De vierassige tender kan 40 m³ water, 9 ton steenkool en 4,5 ton olie bevatten. [Loc 10 001 had aanvankelijk een additionele oliestookinrichting. Loc 10 002 was direct volledig voor oliestook ingericht. Ook loc 10 001 werd later volledig op oliestook omgebouwd.] Inclusief deze tender is de loc 26,5 m lang, dienstgewicht 190 ton. Max. snelheid 140 km/h. Beide locs worden te Bebra gestationeerd en zijn bestemd voor het vervoer van de zware sneltreinen op het traject Hamburg-Altona – Frankfurt (Main)/Würzburg – Stuttgart.

Wanneer de stoom­locomotief ten slotte plaats zal moeten maken voor andere tractievormen, dan geschiedt dit op een tijdstip, dat de stoom­locomotief haar hoogste graad van volmaaktheid zal hebben bereikt. Er zijn thans stoom-locomotieven die maandelijks 28.800 km afleggen en de gemiddelde afgelegde afstand per dag is heden 31 procent hoger dan in 1936.

uit Spoor- en Tramwegen, 1 augustus 1957
tussen [ ] opmerkingen Nico Spilt



Zie ook:




vorige       start       omhoog