Zwitserse locomotieven

Onder andere prentbriefkaarten, uitgegeven door de Fotodienst SBB, collectie Nico Spilt.




Nummersysteem tot 1989

Bij de SBB en andere Zwitserse maatschappijen, worden locomotieftypes aangeduid met letters en een combinatie van getallen. Verder heeft elke locomotief en elk motorrijtuig een serievolgnummer.

Bij locomotieven worden de volgende letters gebruikt:

  • R = locomotieven met een maximum snelheid van 110 km/uur of meer
  • A = locomotieven met een maximum snelheid van 80-110 km/uur
  • B = locomotieven met een maximum snelheid van 70-80 km/uur
  • C = locomotieven met een maximum snelheid van 65 km/uur
  • D = locomotieven met een maximum snelheid van 50 km/uur
  • E = tenderlocomotieven (Eb = max. 75 km/uur, Ec = max. 65 km/uur)
  • G = smalspoorloc, HG = smalspoorloc met tandradaandrijving
  • T = Traktoren (locomotoren)

Bij elektrische locomotieven komt er achter deze letter een kleine e, bij diesellocomotieven een kleine m, bij acculocomotieven een kleine a. Bijvoorbeeld Re is een snelle elektrische locomotief.

Achter de letter(s) staat een aanduiding van het aantal aangedreven assen en het totaal aantal assen. Bijvoorbeeld 3/4 betekent dat de locomotief 3 aangedreven assen heeft en in totaal 4 assen, dus één loopas. Wanneer er meer locs zijn met dezelfde type-aanduiding, dan wordt dat aangegeven met kleine Romeinse cijfers. Bijvoorbeeld C 3/3II.

Bij motorrijtuigen wordt een combinatie van de volgende letters gebruikt:

  • R = motorrijtuig met een maximum snelheid van 110 km/uur of meer
  • A = motorrijtuig met eerste klas
  • B = motorrijtuig met tweede klas
  • F = motorrijtuig met bagageafdeling (vanaf 1963 de letter D)
  • FZ = motorrijtuig met bagage- en postafdeling

Daarna een kleine letter die aangeeft of het elektrisch (e) of motorrijtuig (m) is. Bijvoorbeeld RABFe is een snel elektrisch motorrijtuig, met 1e en 2e klasse en een bagageafdeling. Stuurstandrijtuigen worden aangeduid met een kleine letter t. Het aantal assen wordt op dezelfde manier aangegeven als bij locomotieven.


Huidig nummersysteem

In 1989 voerde de SBB een ander nummersysteem in, gebaseerd op de richtlijnen van de UIC, waarbij het materieel een nummer van zes cijfers plus een controlecijfer kreeg. In 1992 werd dat systeem, na een aanpassing, ook door andere Zwitserse maatschappijen overgenomen.

  • Het eerste cijfer geeft het type aan: 0 = stoomloc of museummaterieel, 1 = smalspoor, 2 = kleine rangeerloc, 3 = elocs met minder dan vier aangedreven assen, 4 = eloc met vier aangedreven assen, 5 = treinstel, 6 = eloc met zes of meer aangedreven assen, 7 = inspectievoertuigen en werkmachines met eigen aandrijving, 8 = dieselloc, 9 = elektrische rangeerloc. De cijfers 3 en 7 komen in de praktijk nog niet voor.
  • Het tweede cijfer wordt gebruikt om het type verder onder te verdelen, bijvoorbeeld om het aantal aangedreven assen van een dieselloc aan te geven.
  • Het derde cijfer duidt de maatschappij aan: 0 t/m 4 = SBB, 5 = BLS, 6 t/m 8 = overig (in deze gevallen hoort ook het vierde cijfer bij de maatschappijaanduiding). Bij elektrisch SBB-materieel kun je aan dit cijfer zien voor hoeveel bovenleidingsystemen het geschikt is (0 of 3 = alleen Zwitserland, 1 = ook Duitsland, 2 = twee systemen, 4 = vier systemen).
  • De overige cijfers vormen het volgnummer. Bij de SBB en BLS bestaat dat dus uit drie cijfers, bij de overige maatschappijen uit twee cijfers.



Loc "Limmat" van de Spanisch-Brötlibahn. Maximum snelheid 40 km/uur.


Luzern, 11 juli 2007. Uw webmeester op een klassieke Zwitserse trein bij het Verkehrshaus der Schweiz.


Smalspoorloc van de Brünigbahn, type G 3/4, serie 201-208.


Tandradloc van de Brünigbahn, type HG 3/3, serie 1051-1067.


Rangeerloc, type E 3/3, serie 8451-8533. Gebouwd tussen 1902 en 1915 door SLM Winterthur. Hun bijnaam "Tigerli" (tijgertje) danken aan hun zwarte kleur en gele handgrepen.


Zware tenderloc, type E 4/4, serie 8901-8917.


Tenderloc voor personentreinen, type Eb 3/5, serie 5801-5834.


Tenderloc voor personentreinen, type Eb 3/5, serie 5881-5889.


Tenderloc voor personentreinen, type Ec 3/5, serie 6601-6610.


Personentreinloc, type B 3/4, serie 1301-1369.


Goederentreinlocomotief, type C 4/5, serie 2701-2732.


Goederentreinloc voor de Gothardbahn, type C 4/5, serie 2801-2808.


Olifant

Goederentreinloc voor de Gothardbahn, type C 5/6, serie 2951-2978. Bijnaam Elefant (Olifant).


Utrecht, 6 augustus 1989. SBB-loc 2978 tijdens het jubileum NS 150. Een compoundlocomotief uit de serie C 5/6 voor het zware goederenvervoer over de Gotthard. Loc 2978 is in 1917 gebouwd door de Schweizerische Lokomotiv- & Maschinen-Fabrik Winterthur, onder fabrieksnummer 2612. Tot 1965 hebben deze machines dienst­gedaan.


Locomotief van de Gothardbahn, type A 3/5, serie 931-938.


Sneltreinlocomotief, type A 3/5, serie 603-649. Een deel is na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland gegaan: NS 3501-3522.


Sneltreinlocomotief, type A 3/5, serie 703-809.


Stroomloc

"Stroomloc". Dit is loc E3/3 8521, een van de twee Zwitserse stoomlocomotieven die in de Tweede Wereldoorlog op elektrische verwarming zijn omgebouwd, vanwege het kolentekort. Via een transformator werd de bovenleidingspanning omlaag gebracht tot 20 volt, 12000 Ampère, waarmee een verwarmingselement in de vuurkist werd verhit. Er brandde ook een kolenvuurtje om te kunnen rijden wanneer er geen bovenleiding aanwezig was. De twee locs hebben enkele jaren op deze manier in de rangeerdienst gewerkt, waarna ze weer tot normale stoomlocs werden omgebouwd. Foto SBB. Zie ook turbo-elektrische stoomloc.


September 2021. Dit heeft dus echt bestaan: een stoomlocomotief met stroomafnemer ofwel een stroomloc. Tijdens de Tweede Wereld­oorlog waren twee Zwitserse rangeerlocomotiefjes voorzien van een elektrisch verwarmingselement, om kolen te besparen. Het was wat gedoe om die stroomafnemer te monteren, maar het locje doet het prima op de bovenleiding van mijn Märklinbaan. De schoorsteen is ooit eens een keer verdwenen, maar wordt hier niet gemist.


Zie ook:




vorige       start       omhoog